In de zomer van 1973 verblijft Ruth samen met haar vier beste vriendinnen een paar maanden in het landhuis van haar familie. De tieners zijn bezeten van de tragische vrouwen in de beroemde prerafaëlitische schilderijen. De zomer is lang en warm, en hun fantasieën worden langzaam maar zeker minder onschuldig.
Vierentwintig jaar later is Ruth getrouwd en heeft ze drie kinderen. Als haar vader overlijdt besluit het gezin om in het landhuis te gaan wonen. Op een dag komt Stuart, een oude vriend van Ruth, op bezoek en raakt haar zeventienjarige dochter Maeve betoverd door deze knappe fotograaf. Maeves kalverliefde heeft grote gevolgen, en het zal niet lang duren of de geheimen uit het verleden van haar moeder worden onthuld.