In september 2005, drie weken na haar bruiloft, krijgt Marjolijn
de Cocq haar eerste miskraam. Ze stort van een hoge top in een
diep dal – en er zullen nog drie miskramen volgen. In die jaren
ondervindt ze hoe moeilijk het is om erover te praten en hoe
goedbedoelde reacties vaak verkeerd vallen. Mensen schrikken
als ze het vertelt. Ze wil ze hun ongemak besparen. En ze wil
zichzelf hun ongemak besparen.
Gebaseerd op de dagboeken die ze bijhield, schrijft De Cocq nu
een persoonlijk essay over haar verdriet, en over het geluk van
de twee kinderen die er wel mochten komen. Over pijn, over
onbegrip, over schuldgevoel en eenzaamheid.
Jaarlijks krijgen 11,5 op de 1000 vrouwen een miskraam – en
dat zijn alleen de geregistreerde gevallen. Geen miskraam is
hetzelfde. Iedereen ervaart haar of zijn eigen leed. De Cocq laat
in Maar ik hield al wel van je zien dat er niet hoeft te worden
gezwegen en geslikt en weggestopt en gerelativeerd. Op sensitieve
en ontroerende wijze gaat ze het taboe op miskramen te lijf.