Toen ik nog op kostschool zat, bestonden er voor mij maar twee categorieën mensen: voetballers en niet-voetballers. Jongens die op woensdagmiddag binnen bleven om naar platen te luisteren, vond ik echte sukkels omdat ik dacht dat ze dat alleen maar deden omdat ze niet konden voetballen. Maar toen ik op 30 september '77 The Jam in Paradiso aan het werk zag, was ik op slag voor de muziek gewonnen. Voetbal werd plots iets voor mensen die The Jam nooit live hadden gezien.'
De twaalfjarige Richard Koning wordt na het overlijden van zijn moeder naar een
katholieke kostschool gestuurd. Om zich daar staande te houden, droomt hij
van een succesvolle carrière als profvoetballer bij het grote Ajax. Als een ware
beschermengel staat voetbalgod Johan Cruijff hem daarin bij. Maar wanneer de
rest van zijn opgroeiende vrienden hun interesse in voetbal ruilen voor meisjes,
uitgaan en muziek, blijft Richard gedesillusioneerd achter.