In het besef dat de wereld zich niet langer leent tot 'fatsoenlijke boeken', verscheurt Boon eind 1945 het manuscript van een roman waaraan hij sinds september 1943 vol enthousiasme werkt, Madame Odile. De schrijver vernietigt zijn boek evenwel niet maar recycleert het. De snippers ervan vult hij aan met kanttekeningen bij onze wereld van vandaag, verhaaltjes, bittere bedenkingen, parabels... kleine geschiedenissen. Door dit alles heen loopt als een feuilleton het verhaal van Odile, die nu Ondineke Bosmans heet en die in de vorige eeuw geboren is. Dit arme, maar sluwe en felle meisje gebruikt al haar charmes om hogerop te komen. Daarvoor wendt ze zich in eerste instantie tot de haast nog feodale machthebbers ten tijde van het opkomende socialisme. Haar lotgevallen worden voortdurend becommentarieerd door een bont gezelschap van personages: de Kantieke Schoolmeester, Mossieu Colson van tminnesterie, Tippetotje de schilderes, Kramiek, en het evenbeeld van de schrijver, de dichter en dagbladschrijver Johan Janssens, die zelf nog een pastiche van het middeleeuwse Reinaert-verhaal aan deze wirwar toevoegt. Het 'onfatsoenlijke boek' dat zo ontstaat geldt als een onbetwist hoogtepunt van de Nederlandstalige literatuur van deze eeuw.
De Kapellekensbaan is inmiddels in een groot aantal landen in vertaling verschenen.