De behouden tong is het eerste deel van Canetti’s autobiografie, en vormt samen met De fakkel in het oor en Ogenspel een uniek panorama van Europa aan het begin van de twintigste eeuw. Zijn vroege jeugd brengt Canetti door in de kleine, kleurrijke, haast oriëntaals aandoende Bulgaarse stad Rustschuk, in een getto van Spaanse Joden. Zijn eerste schooljaren vinden plaats in het koopmansmilieu van Manchester, de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog beleeft hij in het keizerlijke Wenen, de jaren tijdens en na de oorlog in het neutrale Zürich. Als fijngevoelige, nieuwsgierige jongen wordt hij door zijn ouders ingewijd in de wereld van cultuur en literatuur.