Enkele jaren geleden demonstreerde Abdelkader Benali een tot dan toe onbekende kant van zijn veelzijdige artistieke talent met de verschijning van de bundel Gedichten voor de zomer. Hij heeft het niet willen laten bij een eenmalige excursie in poeticis. Zijn tweede bundel, Panacee, is een omvangrijke selectie uit een nog veel grotere hoeveelheid gereedliggende verzen. Behalve een greep uit het beste wat Gedichten voor de zomer te bieden had, bevat Panacee een grote hoeveelheid niet eerder gepubliceerde gedichten. Van sonnetten en kwatrijnen tot verhalende gedichten en uitermate vrije verzen. Panacee is de bundel van een observator, een krasser, een bluffer, een grootmoedig verzenmaker, een mislukt trapezeartiest, een sluwe vos, een bewonderaar van Céline en Montale, een voddenraper, een streetwise Marokkaan die niet van de straat is, een poëticaal portiekenbouwer, een sonnettenbakker, een hooikoortspatiënt, een slecht zwemmer, een begaafd draver, een rare snuiter, een slachtoffer van de poëzie, een tweedehands decadent, een gemankeerd schilder, een schrijver die gelijk de avond van gemompel gezang wil maken. Abdelkader Benali is ook als dichter van alle markten thuis. Zinnen die slingeren, giechelen, fluisteren en zingen Benali weet waar het in het beste schrijven om moet gaan dat schrijven zoals dit schrijven grote kunst moet zijn. Kees t Hart in De Groene Amsterdammer