Wat zoeken we in poëzie, dans en muziek? Waarschijnlijk gaat het om iets wat te vergelijken is met wat we ervaren als we door een overweldigend landschap lopen of in de greep raken van een verwoestende verliefdheid, kortom: wat sinds Burke en Kant bekendstaat als `het sublieme. In een twintigtal even grondige als meeslepende essays onderzoekt Piet Gerbrandy de erotische, religieuze en muzikale werking van literatuur, waarbij onder anderen Lucebert, Jan Arends en Gerard Reve voorbijkomen, maar ook Homerus, Horatius en Claudianus. Er is immers geen wezenlijk verschil tussen het moderne en het klassieke. Sterker nog, Gerbrandy deinst er niet voor terug met de lezer af te dalen in prehistorische grotten en na te denken over het ontstaan van de taal. Geen andere essayist weet zo helder een brug te slaan tussen Föld van Krisztina de Châtel, de Etna van Pindarus en het China van Nachoem M. Wijnberg.