In de meeste gedichten uit De een en de ander komen ze voor: de een en de ander. Hun verhouding is wisselend: soms is de een aards en de ander onmogelijk, zodat ze meer van elkaar verschillen dan mensen ooit zouden kunnen, soms lijken ze sprekend op elkaar, zoals in Tellegens eerdere bundel Ik en ik. In beide gevallen (met alles ertussenin) weerspiegelen ze menselijke verhoudingen, nooit belerend, nooit hekelend, altijd op de manier van de poëzie.